Frank Lammers & Eva Posthumus de Boer

Theaterproducente en schrijfster Eva Posthuma de Boer liet acteur Frank Lammers flink zweten, voordat ze zich gewonnen gaf. ‘Intussen zijn we wel getrouwd, en ik heb nog geen seconde spijt gehad.’

Scène 2:
27 Oktober 2000, het café van de Stadsschouwburg in Groningen.

Een knappe, blonde theaterproducente bezoekt het Groninger Studenten Cabaret Festival om de kunst af te kijken. Het jaar erop zal ze het Leids Cabaret Festival organiseren. Een veelbelovende acteur is ook op het festival als regisseur van het Groninger Studenten Cabaret. Een ontmoeting in het schouwburgcafé zet allerlei heftige emoties in gang.

F: ‘Ik had Eva al eerder gezien in het Amsterdamse stand-upcomedycafé Toomler, waar ze als producente werkte. Ze stond bekend als “de kont van Amsterdam”, zonder dat ze dat zelf wist. Ik had me al meerdere malen aan haar vergaapt, maar haar aanspreken durfde ik niet. Ze zag me natuurlijk ook niet staan.’
E: ‘Nou, dat is wel een lekkere binnenkomer…’
F: ‘We gaan toch zeker geen kinderachtig interview afgeven, hallo?!’
E: ‘In elk geval zag ik je die avond in Groningen wèl staan. Heel letterlijk, aan de bar. Ik was met een vriend die direct merkte dat er iets in mij gebeurde en zei: “Ga jij eens even wat bestellen!” Dus ik liep naar de bar en ging naast Frank staan. Waarop hij vroeg: “Wat wil jij drinken?” Alsof dat vanzelfsprekend was. Ik zei: “Doe maar een whisky.”’
F: ‘Ik dacht: dat is een vrouw met ballen.’
E: ‘Terwijl ik whisky echt heel vies vind. Zo raar. Net als het feit dat Frank voor zichzelf ook een whisky bestelde, want hij vindt het ook smerig.’
F, met gemaakte ernst: ‘We zijn dus begonnen met elkaar te bedriegen.’
E: ‘Blijkbaar waren we allebei even van het padje omdat het zo heftig was. Er klopte gewoon iets. We bleven de hele avond bij elkaar, zonder dat dat benoemd hoefde te worden.’

Scène 2:
28 Oktober 2000, het Universiteitshotel in Groningen.

De theaterproducente is niet vrij en raakt in verwarring. Als de acteur iets te hard van stapel loopt, staat ze bovenop de rem.
F: ‘Onze kroegentocht eindigde in een discotheek. Daar hebben we gezoend. En voor de rest bleven we maar doorpraten, tot in de ontbijtzaal van het hotel waar we allebei bleken te slapen. Doorpakken bij een date was nooit mijn sterkste punt, maar op een gegeven moment liepen we toch samen naar mijn kamer. Tja, wat deden we toen? Een beetje zoenen en friemelen. Maar toen ik over je buik begon te aaien, sprak je de legendarische woorden: “Als je nu verder gaat, ga ik gillen!”’
E: ‘Ik zat in een relatie die al een tijd niet meer lekker liep, maar toch. Thuis had ik die man en een kind dat de dag erop één jaar zou worden. Zoenen was op dat moment de grens.’
F: ‘Diezelfde dag reisden we terug naar Amsterdam. Ik geloof dat ik nooit meer zo grappig ben geweest als tijdens die treinreis.’
E: ‘Volgens mij heeft hij me toen definitief ingepakt. Ik heb twee uur lang alleen maar gelachen.’
F: ‘Sindsdien ben ik op zoek naar dat gevoel.’
E: ‘Soms komt hij aardig dicht in de buurt. Zoals laatst, toen ik hem had verteld dat ik ernstig onder de indruk was van Andy Garcia. Frank moest de deur uit en pal daarop kreeg ik een sms’je: “Hi darling, is the cost clear? Kisses, Andy.” Hahaha! Maar in die trein was het dubbel. Eenmaal aangekomen op het Centraal Station wilde ik zo snel mogelijk weg, naar huis. Bleken we met dezelfde tram te moeten. We woonden nota bene bij elkaar om de hoek.’

‘Thuis had ik een man en een kind. Zoenen was op dat moment de grens’ – Eva

Scène 3:
Voorjaar 2001, een woning in de Amsterdamse Watergraafsmeer.

Na de gebeurtenissen in Groningen is er veel veranderd in het leven van de theaterproducente. Ze heeft haar relatie beëindigd en woont alleen met haar zoontje Melle. Maar voluit kiezen voor de acteur is te veel gevraagd.

E: ‘Het is niet niks om een punt te zetten achter een relatie die elf jaar geduurd heeft. Gelukkig ging het in vrede, maar ik moest wel even opnieuw aarden met mezelf en dat kleine mannetje. Het grootste verdriet vond ik dat hij nooit zou opgroeien bij een moeder en een vader, zoals ik dat het liefst had gewild. Maar intussen stond Frank hijgend op de deur te bonden, zo van: “Mag het nou eindelijk?”’
F: ‘Voor mij was dat ook nieuw. Tot ik Eva ontmoette, was ik nogal een losbol. Ik had dus een aantal dames “on hold” moeten zetten. Dat staan ze nog steeds, trouwens, voor het geval dat het onverhoopt misgaat… Ach nee, met Eva wist ik direct: dit is het. Ze was ook zo mooi. “Out of my league”, eigenlijk. En dus toch niet. Al deed ze wel heel moeilijk in die tijd.’
E: ‘Ik zei tegen Frank dat hij geduld moest hebben, en dat het dan vanzelf wel goed zou komen. Maar Frank had geen geduld. Had hij een nacht bij me geslapen, wilde hij meteen blijven. Hij overlaadde me ook met cadeaus. Dat hij me heel leuk vond, gaf me troost, maar af en toe kreeg ik het een beetje benauwd.’
F: ‘Intussen werd er grof misbruik van me gemaakt. Ik herinner me dat ik al het grind uit Eva’s achtertuin heb weggeschept en afgevoerd, en zelfs een keer Luxaflex heb opgehangen. Allemaal dingen die ik helemaal niet kan met mijn twee linkerhanden. En dan nog die cadeaus, en die liefde, niet te vergeten. In die tijd kreeg ik daar heel weinig voor terug.’
E: ‘Het duurde inderdaad even, maar geleidelijk raakte ik gewend aan de nieuwe situatie. Daardoor kwam er vanzelf meer ruimte voor Frank. Het scheelde ook dat hij vanaf het begin ontzettend leuk met Melle was.’
F: ‘Logisch. Melle hoorde erbij.’

Scène 4:
Mei 2004. De Turkse badplaats Side.

De theaterproducente is vier maanden zwanger. Hoog tijd voor een aanzoek, vindt de acteur.

F: ‘Ik had ergens gelezen dat er in Side een uitstekende plek was om huwelijksaanzoeken te doen. Een deel van een Romeins aquaduct, dat nu bekend staat als de stadspoort. Ik dacht: daar ga ik naartoe bij zonsondergang, met Eva. Het licht was mooi en ik had zelfs iets van een ring in mijn zak. Ineens kwam er een zwerfhond bij ons zitten. “Zo, de getuige is er al”, zei ik nog. En zoef, weg was Eva.’
E: ‘Ik trok het gewoon niet. Én zwanger én trouwen, dat was blijkbaar te veel tegelijk. Als ik eraan terugdenk, vind ik het onvoorstelbaar. Intussen zijn we wel getrouwd, en ik heb nog nooit een seconde spijt gehad.’
F: ‘Ho ho, je mag niet liegen tegen die mevrouw!’
E: ‘Maar het is niet gelogen!’
F: ‘Okay, mag ik dan het bandje?’
E: ‘Toch ben ik blij dat het in stapjes is gegaan.’
F: ‘Het was duidelijk dat het in Eva’s tempo moest, en niet in het mijne. Nog een bof dat die ring het lipje van een colablikje was. Ja, ik ben heel romantisch.’
E: ‘Het grappige is dat we tijdens diezelfde vakantie via de telefoon ons huidige huis kochten. Dat wilde ik dan weer wel.’

Scène 5:
26 Oktober 2004. Het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam.

De acteur en de theaterproducente krijgen een dochtertje: Isa Maria.

E: ‘De avond ervoor waren mijn vliezen gebroken, maar de weeën kwamen niet op gang.’
F: ‘Urenlang hebben we in een kamertje in het ziekenhuis met ons tweeën zitten klaverjassen. Overigens vond ik dat altijd al een sterk punt van jou, dat je van spelletjes houdt.’
E: ‘Pas die avond kreeg ik weeënopwekkers. Waarna er eerst nog niks gebeurde, maar toen ineens een heleboel. Met als gevolg dat Isa werd geboren op de uitslaapkamer waar ik heen was gereden omdat iedereen dacht: dat duurt nog wel even. Behalve ik dan.’
F, plagerig: ‘Dat krijg je als je een drama queen bent. Dan geloven ze je niet. Maar intussen was het fantastisch.’
E: ‘“Je hebt het gedáán!” riep Frank wel honderd keer, en de tranen liepen over zijn wangen.’
F: ‘Tot de dokter zich afvroeg waar zijn schaar was gebleven nadat ik de navelstreng had doorgeknipt. “Kijk maar in zijn zak”, zei Eva, terwijl ze nog bezig was met de nageboorte. Die tegenwoordigheid van geest op dat moment…’
E, laconiek: ‘Ik weet hoe Frank is. Hij vergeet altijd alles terug te geven.’

Scène 6:
Voorjaar 2005. Een woning in de Watergraafsmeer.

Het gezinsleven is druk. Omdat de acteur langdurig op tournee is met de musical Ren Lenny Ren, staat de theaterproducente er thuis vaak alleen voor.

E: ‘Frank had vier dagen na de geboorte van Isa première en ging daarna negen maanden het land door. Soms bleef hij een aantal nachten weg. Zelf had ik ook onregelmatig werk, dus het viel allemaal niet mee. Moest ik ’s ochtends de baby helemaal ingepakt in de buggy hebben voordat ik Melle naar school kon brengen. Maar ik had al wel bedacht: dit is wat het is. Als ik alles ga ervaren als een last op mijn schouders omdat Frank er niet is, dan krijgen we een heel vervelende relatie. Dat geldt nu nog steeds. Als Frank er wel is, is hij er ook helemaal.’
F: ‘Op de bank.’
E: ‘En als hij er niet is, belt hij honderdduizend keer per dag. Dat lijntje is er gewoon. Maar in die eerste maanden ben ik toch één keer flink overstuur geraakt. Het was drie uur ’s nachts en Isa bleef maar huilen, wat ik ook probeerde. Ik belde Frank, die op dat moment in de spelersbus zat, en riep helemaal hysterisch: “Kom naar huis! Ik kan niet meer!”’
F: ‘Wat moest ik zeggen? Ik was al onderweg en voelde me ook niet heel erg aangesproken. Toen Melle in het begin niet goed doorsliep, had ik onderhand alle nachtdiensten voor mijn rekening genomen. Zat ik gezellig midden in de nacht naar het journaal te kijken.’
E: ‘Frank kan tegen korte nachten, terwijl ik acht uur slaap nodig heb om me lekker te voelen. Maar daar gaat het niet om. Het belangrijkste is dat hij me nooit heeft laten zakken.’
F: ‘Met medelijden heb ik niet zoveel, maar ik ben wel solidair.’

Scène 6:
14 Juli 2006. Eetcafé De Skeeve Skaes bij de Jaap Edenbaan in Amsterdam.

Eindelijk is het toch menens: de acteur en de theaterproducente vieren hun bruiloft. En hoe.

E: ‘Het leuke van Frank en mij is dat we uit hetzelfde wereldje komen. Zijn vrienden bleken ook mijn vrienden te zijn. Onze trouwdag ging niet alleen over onze liefde, maar ook over onze vriendschappen.’
F: ‘We hadden die dag tot in de puntjes gepland, als een theatershow. De Skeeve Skaes vond ik sowieso een goede naam voor een café om in te trouwen.’
E: ‘We hadden de gemeenteambtenaar gevraagd alleen het jawoord voor haar rekening te nemen. Peter Heerschop leidde de rest van de ceremonie. Hij is een gezamenlijke vriend.’
F: ‘Èn de beste speechschrijver van het westelijk halfrond.’
E: ‘Van tevoren had Peter me gevraagd waarom ik met Frank wilde zijn. “Bij hem ben ik nooit meer bang”, zei ik, en ik noemde het liedje Wees maar niet bang van Guus Meeuwis, dat voor mijn gevoel heel erg over Frank en mij gaat. Tijdens zijn speech haalde Peter dat liedje aan, en zei: “Het is beter als het even gezongen wordt”. En daar kwam Guus Meeuwis tevoorschijn, met zijn gitarist. We hebben zó zitten huilen, en de hele zaal deed mee.’
F: ‘Voor het eind van de avond hadden we karaoke gepland. Niet voor niets, want we hadden een line-up waar menig festivalorganisator zijn vingers bij zou aflikken: Viggo Waas, Acda & De Munnik, Arthur Umbgrove, Annet Malherbe… Al waren mijn Brabantse familieleden toch de highlight.’

Scène 7:
Juli 2007. Ecolodge Wildebees in KwaZulu-Natal, Zuid-Afrika.

Als een filmrol de acteur naar Zuid-Afrika voert, besluit hij zijn gezin mee te nemen. Een rondreis door het land maakt grote indruk op de theaterproducente.

E: ‘Ik vond het wel eng, Zuid-Afrika met twee kleine kinderen. Zelf was ik ook nooit eerder zo ver van huis geweest. Maar Frank wist me ook toen weer moed in te spreken.’
F: ‘Ik had al meer van de wereld gezien. En ik kende ook de ervaring die je hebt als je terugkomt. Dat gevoel van: waar gaat het hier eigenlijk over? Intuïtief wist ik dat Eva daar vatbaar voor zou zijn. Dat die reis iets zou opleveren.’
E: ‘De eerste weken brachten we door op een prachtige ecolodge die gerund wordt door een Nederlands stel van onze leeftijd. Bijzondere mensen die een heleboel goed werk doen. Ze namen ons mee naar dorpen op het platteland waar je als toerist anders nooit komt. Daar maakten we kennis met het rauwe leven van de Zulu’s, met aids, geweld, kinderverkrachtingen. Seks met een maagd staat binnen die cultuur het hoogst aangeschreven, met als gevolg dat meisjes vanaf twee jaar het slachtoffer zijn.’
F: ‘De waarheid over wat daar gebeurt is in feite onverteerbaar. Zeventig procent van de volwassenen heeft een hiv-besmetting, dus je kunt zo’n hele generatie afschrijven. Dat de kinderen daar ook iets van meekregen, vind ik juist goed. Ze mogen best beseffen dat onze rijkdom hier niet vanzelfsprekend is.’
E: ‘Al mijn ervaringen daar waren zó intens. Ik had daarvoor al een roman gepubliceerd, en ter plekke vond ik stof te over voor mijn tweede boek, Lichthart. Inmiddels is er een derde boek, De Comedy Club. Over hoe moeilijk we het hier vinden om gelukkig te zijn en hoe erg dat eigenlijk is. Indirect heeft dat ook weer te maken met Zuid-Afrika, en met onze andere verre reizen daarna. Ze hebben me op een ander spoor van beleven gezet.’

‘Met Eva wist ik direct: dit is het. Ze was ook zo mooi. Out of my league eigenlijk’ – Frank

Scène 8:
4 Oktober 2011. De Stadsschouwburg in Groningen.

De acteur speelt de titelrol in het toneelstuk Prometheus, dat die avond in première gaat. In de zaal zit zijn vrouw, de schrijfster. Hun verbondenheid is groot.
E: ‘Natuurlijk hebben we af en toe ruzie over de stomste dingen, zoals ieder stel. Maar er is zoveel waarom we doorgaan. Een heleboel heeft te maken met ons werk en de rol die we daarin voor elkaar vervullen. Frank is mijn eerste lezer, en…’
F: ‘Jij bent mijn Beppie. Er is een mooie anekdote over acteur Guus Hermus, die op de vraag waarom hij die avond zo verschrikkelijk goed was in King Lear eenvoudig antwoordde: “Beppie zat in de zaal.”’
E: ‘Die avond in Groningen zat ik frontbalkon, en ik vond het zó prachtig wat Frank deed.’
F: ‘Prometheus maakt deel uit van een trilogie over mannen die de wereld niet begrijpen en zich onbegrepen voelen.’
E: ‘Dat zegt ook iets over ons, vind ik. Als je speelt of schrijft, gebeurt het vaak dat je massa’s aandacht krijgt voor iets oppervlakkigs, terwijl datgene waar je je ziel in legt soms nauwelijks wordt opgepikt.’
F: ‘Geeft niet. Het belangrijkste is dat je tijdens zo’n voorstelling denkt: ja, dit is wat er nu gezegd moet worden. En dat je begrepen wordt door degene die het dichtst bij je staat.’
E: ‘Na afloop van de voorstelling moest ik me door een mierdrukke gang wurmen om bij Frank te komen. Ik zag hem, hij zag mij, en begon prompt heel hard te huilen. Dus daar stonden we in elkaars armen, omringd door allemaal mensen die Frank op zijn rug klopten en “Geweldig!” riepen. Maar even ging het alleen om ons.’
F: ‘En het was ook nog in de Groningse Schouwburg, waar het allemaal was begonnen. Cirkeltje rond. Dat krijg je er toch maar weer gratis bij.’

Frank & Eva

Frank Albertus Petrus Maria Lammers werd op 10 april 1972 geboren in Mierlo. Hij studeerde in 1995 af aan de Amsterdamse toneelschool en kreeg in 2000 landelijke bekendheid door zijn rol in Wilde Mossels. Andere titels: Het schnitzelparadijs, Zwartboek, Nachtrit (Gouden Kalf), Rundskop, De bende van Oss. Op televisie was Lammers onder andere te zien in All Stars en De Enclave. Lammers’ nieuwste film De Marathon draait op dit moment in de bioscopen.

Eva Maria Posthuma de Boer werd op 3 november 1971 geboren in Amsterdam. Na haar opleiding Kunst- en Mediamanagement aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht werkte ze jarenlang als theaterproducente. Samen met Sanne Wallis de Vries schreef ze in 2004 het brieven- en interviewboek Rinus aan de rekstok. In 2007 verscheen haar debuutroman Eindeloze dagen, in 2009 gevolgd door Lichthart. Dit jaar verscheen bij uitgeverij Nieuw Amsterdam haar derde roman: De Comedy Club.

Scènes uit een huwelijk is al jarenlang een geliefde rubriek in Elegance. Lees hier in onze Library meer verhalen.

Laatste nieuws