Fockeline Ouwerkerk & Joeri Wetters

Actrice Fockeline Ouwerkerk en webdesigner Joeri  kwamen al in een stroomversnelling terecht toen hun relatie nog maar net begonnen was. Ruim twee jaar later ligt het tempo nog atijd hoog. ‘Het wordt al echt een gezinnetje.’

Scène 1:
1 Januari 2010. Club Bitterzoet in Amsterdam.

Een actrice met wegebbend liefdesverdriet viert samen met vrienden Oud en Nieuw. Een vriendin wijst haar op een archeologiestudent annex webdesigner die net een relatiebreuk achter de rug heeft.

F: ‘Ze zei: “Je moet hem maar even opvrolijken.” Dat leek me een prima idee, waarschijnlijk ook omdat ik al een paar drankjes op had. Dus ik liep pardoes op je af en zei: “Hé, hoi, ik ben Fockeline en ik hoorde dat het net uit is, maar even dat je het weet: het komt allemaal goed, hoor. Ik ben vier maanden verder en het gaat echt heel goed met mij!”’
J: ‘Ik zat nog steeds in een dip, dus ik reageerde koel: “Okay, maar je moet niet denken dat we nu gaan zoenen, want daar ben ik nog niet aan toe.” Wat een afknapper, vond je niet?’
F: ‘Behoorlijk, ja. Ik riep meteen: “Nee nee, zo bedoel ik het helemaal niet! Ik wilde je alleen een hart onder de riem steken!”’
J: ‘Maar veel verder kwamen we toch niet, die nacht.’
F: ‘Toen de lichten aangingen, zeiden we nog wel heel onhandig: “Okay, nou, Gelukkig Nieuwjaar, hè.”’
J: ‘Maar daarna kwamen we elkaar steeds vaker tegen, onder andere in café Weber, en gek genoeg was er toch een soort band. We wisten dat we in hetzelfde schuitje zaten, dus we hadden altijd direct een onderwerp.’
F: ‘Via dat kletsen werden we al snel Facebook-vrienden, en stuurden we elkaar mailtjes over hoe het was om weer op de markt te zijn. Ik merkte dat ik jouw mailtjes heel leuk vond. Dat ik er echt naar uit kon kijken.’
J: ‘Dat was wederzijds.’

Scène 2:
Eind maart 2010. Het strand van Zandvoort.

Vlak voor de première van haar nieuwe stuk Nieuw Leven slaan bij de actrice de zenuwen toe. De archeologiestudent besluit voor afleiding te zorgen, en vraagt waar ze zin in heeft. “Een strandwandeling met een hond en een bal”, mailt ze terug.

J: ‘Ik dacht: dan regelen we dat. Ik heb de hond van een vriend geleend en een ander bevriend stel gecharterd, zodat het een double date werd. Dat vonden we allebei wel veilig, en het was ook erg gezellig. Pannenkoeken eten, fisbeeën, en beachballen uiteraard.’
F: ‘Die bal was best belangrijk voor jou.’
J: ‘Voordat ik jou kende, heb ik inderdaad ooit gezegd dat de ideale vrouw voor mij minstens een beetje balgevoel moest hebben. Zo eentje die niet kan vangen is niks voor mij. In jouw geval zat het gelukkig wel goed.’
F: ‘Jij voetbalt en ik hockey al jaren. Sporten vinden we allebei lekker.’
J: ‘Maar er was veel meer wat klopte. Ik weet nog dat ik dacht: dit is wel materiaal om mee te trouwen.’
F: ‘Ik had eerst nog een muurtje om me heen door die vorige relatie die mis was gelopen, maar die dag voelde ik het gewoon afbrokkelen. Je klopte trouwens ook met míjn wensenlijstje. Een echt lijstje dat ik na mijn breuk had opgesteld, met bovenaan: géén acteur. Want daarom was het met die vorige man zo fout gegaan. We leefden samen, werkten samen en konden totaal geen afstand nemen van ons vak. Terwijl ik het heerlijk vind om thuis te komen en een heel ander verhaal te horen. “Leuk met dieren” stond trouwens ook op het lijstje, en “goed met zijn familie”, want zelf ben ik een enorm familiemens. Dat we al zo snel volledig in elkaars familie zouden zijn opgenomen, kon ik toen nog niet vermoeden.’

Scène 3:
15 April 2010. Dierentuin Artis in Amsterdam.

Het dagje naar het strand was een leuke opmaat, maar inmiddels is het tijd voor een echte date “voor twee”, vinden de archeologiestudent en de actrice. Als zij Artis voorstelt, is hij verrast: precies wat hij zelf in zijn hoofd had.

F: ‘Ik zie je nog staan bij de poort, ongelofelijk knap en stoer in je leren jasje. Zodra je mij zag, begon je heel enthousiast te zwaaien. Zo lief vond ik dat. Eenmaal binnen hebben we urenlang dierenweetjes uitgewisseld, want daar zijn we allebei sterk in. “Wist jij dat de okapi…”’
J: ‘We bleven eindeloos plakken bij onze lievelingsdieren. Voor jou de olifanten en voor mij de zeeleeuwen. En onder de sterrenhemel in het planetarium hebben we voor het eerst gezoend.’
F: ‘Alleen moest ik halverwege de middag al weg, want ik had die avond een voorstelling in Arnhem. Ik ben nog nooit met zo’n brede glimlach bij een theater aangekomen. Mijn verliefdheid liet zich niet verbloemen. Na afloop vond ik jouw sms’je, of ik nog een drankje kwam drinken in Weber. Ik denk vaak dat ik daar mijn leven aan te danken heb. En vooral aan jou, natuurlijk.’

Scène 4:
16 April 2010. Het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam.

In het café voelt de actrice zich ineens miserabel. De archeologiestudent fietst met haar mee naar huis, maar daar verergert haar toestand.

F: ‘Ik begon me steeds zieker te voelen en dacht alleen maar: jij moet weg, dit is niet romantisch, straks ga ik over mijn nek.’
J: ‘Terwijl ik dacht: hier moet ik bij blijven. En toen viel je flauw.’
F: ‘Een paar keer zelfs, kort na elkaar. Op dat moment besefte ik dat ik me wel aan je móést overgeven.’
J: ‘Ik heb mijn auto gehaald en ben met je naar de huisartsenpost gereden. Daar verwezen ze ons door naar het ziekenhuis, waar je direct werd opgenomen.’
F: ‘Met helse pijnen. De volgende ochtend kwamen ze erachter dat ik een inwendige bloeding had, veroorzaakt door een gescheurde eileider. Anderhalve liter bloed hebben ze uit me gehaald. Als ik die nacht alleen was geweest, was ik misschien wel out gegaan en niet meer bijgekomen. Je bent echt mijn redder, mijn held. Ik ben zo blij dat je bleef, ook al die tijd in het ziekenhuis.’
J: ‘Als je langer met iemand samen bent, is zoiets vanzelfsprekend. Nu was het steeds een beetje aftasten of jij het wel prettig vond. Al besefte ik tegelijkertijd dat ik daar hoorde, bij jou.’
F: ‘Ik had je hard nodig. Die eerste dag in het ziekenhuis heb jij alle gesprekken gevoerd, op mijn verzoek. Je hebt zelfs mijn ouders gebeld: “Hallo, met Joeri Wetters, u kent mij niet, maar ik ben bij uw dochter die straks geopereerd wordt.” Het was allemaal zó bizar. Toen ik bijkwam, zeiden ze tegen me: “Uw man staat op de gang te wachten.” Ik riep: “Mijn man? Dit is mijn eerste date!” De hele verpleging lag in een deuk. Eén verpleegkundige zei nog: “Nou, deze zou ik maar houden!”’
J: ‘In de vier dagen dat jij in het ziekenhuis lag, kwam alles in een stroomversnelling. Ik heb je zo goed leren kennen. Én je ouders, én je vriendinnen die langskwamen…’
F: ‘Het meest indringende vond ik de vraag van een gynaecoloog of we een kinderwens hadden. We zeiden allebei spontaan ja. Met als gevolg dat we de dagen daarna al hele gesprekken hadden over hoe we de toekomst zagen, inclusief kinderen.’ J: ‘En hoeveel we er zouden willen.’ F: ‘Terwijl het toen nog maar de vraag was of het goed zou komen op dat gebied. Heel confronterend vond ik dat. Als klein meisje droomde ik al van een gezin, maar verder was het altijd een beetje abstract. Tot ik ineens met mijn neus op mijn eigen kwetsbaarheid werd gedrukt. En jij was degene die me zo zag. Zo mocht zien.’

Scène 5:
Eind mei 2010. De Rotterdamse Schouwburg.

De actrice is ruim een maand uit de running geweest, maar die avond staat ze voor het eerst weer op het toneel. De archeologiestudent is letterlijk binnen handbereik, in de coulissen.

F: ‘Toen ik besefte dat ik wekenlang uitgeschakeld zou zijn, heb ik meteen gebeld dat ze een vervangster moesten zoeken voor mijn rol. Dat is ook gebeurd en het ging heel goed, maar zodra ik weer enigszins op de been was, wilde ik ook weer spelen, de voorstelling afmaken. Toneel is een teamsport.’
J: ‘Eerst ben je een paar keer gaan kijken, omdat je bang was dat het weer mis zou gaan.’
F: ‘Dat is waar. Al had ik geen blijvende beschadigingen, theoretisch kan een eileider altijd opnieuw scheuren. Maar gelukkig was de drang om te spelen sterker dan mijn angst. Rotterdam was een mooie startplek. Mijn ouders en mijn oma wonen er, en ik heb er veel vrienden. Het voelde als een thuiswedstrijd.’
J: ‘Zolang ik maar in de coulissen zat.’
F: ‘Dat moest inderdaad. Anders had ik het niet gedurfd.’
J: ‘Ik ben zeker zes voorstellingen mee geweest, en niet voor mijn verdriet. Ik vind het nog steeds heel bijzonder om te zien hoe je op het podium een totaal andere persoon wordt.’

Scène 6:
Eind augustus 2010. De bossen van Zuid-Zweden.

De archeologiestudent en de actrice vinden dat ze er maar eens uit moeten. Zweden wordt hun reisdoel.

J: ‘Onze eerste gezamenlijke aankoop was een tentje.’
F: ‘We wilden een doevakantie. Ook wat dat betreft zaten we op één lijn.’
J: ‘Vuurtjes stoken, kanoën…’
F: ‘En snoekbaarzen vangen. Jij had direct gevraagd: “Mag mijn hengel mee?”’
J: ‘Ik ving de vis en jij deed de bereiding. Heel klassiek.’
F: ‘Het was prachtig daar, maar soms ook akelig koud.’
J: ‘En het stikte van de muggen.’
F: ‘Dan zaten we met capuchons op en hoog dichtgeritste jacks bij ons kampvuurtje. En maar antimuggenmiddel blijven sprayen. Survivallen kunnen we best goed.’
J: ‘Zolang we maar niet verdwalen.’
F: ‘Nee, schei uit. Ik herinner me nog een fijn kaartleesmomentje in de auto. “We moeten terug”, riep ik, maar jij reed stug door. Tot ik je duidelijk maakte dat we echt even moesten praten.’
J, ironisch: ‘Ik had de fysieke macht, want jij hebt geen rijbewijs. Maar goed, jij had de kaart.’
F: ‘Onze aanvaringen zijn heftig maar kort. Daarna moeten we altijd heel hard lachen.’

Scène 7:
Twee woningen in Amsterdam. Najaar 2010 tot en met voorjaar 2011.

De actrice speelt een grote rol in de voorstelling Expats en de archeologiestudent is druk met zijn afstudeerscriptie. Het gewone leven valt niet altijd mee.

F: ‘We hadden heel lang op een roze wolk gezeten, maar ineens was het terug naar de realiteit. Jij ging elke morgen al vroeg naar de universiteitsbibliotheek.’
J: ‘En als mijn werkdag erop zat, was jij alweer vertrokken naar een voorstelling.’
F: ‘We moesten agenda’s naast elkaar leggen en afspraken plannen, terwijl alles daarvoor zo vanzelf ging. Soms was ik ook wel jaloers als je weer eens leuk uit was geweest in het weekend. Niet omdat ik het jou niet gunde, maar ik had er graag bij willen zijn.’
J: ‘Ik miste jou ook, natuurlijk. Maar we hebben wel geleerd om in het weekend overdag leuke dingen te plannen. Naar Artis bijvoorbeeld. Als je elkaar minder ziet, geniet je extra van de tijd die je wél samen hebt.’
F, ironisch: ‘Dat houdt het zó spannend, hè, Joer!’

Scène 8
Eén woning in Amsterdam. Voorjaar 2012.

De archeologiestudent is inmiddels afgestudeerd, en heeft zich daarna gestort op zijn oude liefde: webdesign. Maar dat is lang niet de enige omslag in het leven van hem en de actrice.

J: ‘Voordat ik archeologie studeerde, heb ik een opleiding grafische vormgeving gedaan. Naast mijn studie ben ik altijd websites blijven bouwen, maar op een laag pitje. Nu heb ik een eigen bedrijf en dat voelt goed. Ik heb gekozen voor de creativiteit.’
F: ‘Dat is een duidelijk raakvlak tussen ons, al doen we totaal andere dingen.’
J: ‘Als ik met allerlei nieuwe ideeën rondloop, zeg ik: laten we gaan brainstormen. Maar praten over hoe jij een rol invult, vind ik net zo stimulerend.’
F: ‘Dat we samen een nieuw huis betrokken, was alleen maar logisch. Al vond ik het nog best een ingrijpende gedachte dat ik met jou oud zou worden, hoe graag ik dat ook wilde. Het was ook gewoon wennen. Dan heb je ineens een discussie over een bank die in feite helemaal niet over die bank gaat, maar over de vraag: hoe gaan wij samenwonen?’
J: ‘Toch zijn we er tot nu toe goed uitgekomen, ook uit de smaakkwesties. Als ik het voor het zeggen had gehad, was het waarschijnlijk te minimalistisch geworden. Jij hebt de franje ingebracht. Maar je hebt me vooral ook verrast met je klustalent. Ik heb echt dingen van jou geleerd, in plaats van andersom.’
F: ‘Dat ik dol ben op klussen, kwam goed van pas. Ons huis zag er bij aankoop vreselijk uit. We hebben het helemaal gestript en opnieuw ingedeeld.’
J: ‘Ik had net mijn bedrijf, dus jij deed het meeste.
F: ‘Dat vond ik geen probleem. Ik was net klaar met een voorstelling. Als je freelancer bent, zoals ik, voel je dan toch vaak onrust opkomen: hoe zorg ik ervoor dat ik in de spotlights blijf? Daar had ik deze keer geen last van. Die verbouwing was mijn werk. Achteraf voelt het ook zo lekker, een huis om trots op te zijn. En inmiddels ben ik weer druk met het vormgeven van mijn nieuwe rol: Cordelia in King Lear. Ze belichaamt de onschuld en de waarheid. Best lastig. Soms denk ik: had ik niet beter een gemenerik kunnen spelen?’
J: ‘Dit ligt wel wat dichter bij jezelf.’
F: ‘Lief dat je dat zegt. Al moet je elke rol dicht bij jezelf houden.’
J: ‘Ik vind dat ons tempo nog steeds behoorlijk hoog ligt. We hebben nu ook al twee jonge katten. Eerst dacht ik: poeh, daar zitten we twintig jaar aan vast. Maar je hebt me een jaar lang zo vurig bestookt met aanbiedingen van Marktplaats dat ik ten slotte de knoop heb doorgehakt en met jou in de auto ben gesprongen om onze twee tijgers op te halen.’
F: ‘Ja, het wordt al echt een gezinnetje.’
J: ‘Hoeveel kinderen wilden we ook weer? Drie toch?
F: ‘In elk geval twee. Namen hebben we ook al. Zelfs voor de hond die we later willen kopen. Die gaat Steven heten.’

Fockeline & Joeri

Fockeline Ouwerkerk werd op 2 juni 1981 geboren in Westmaas (Zuid-Holland). Ze volgde de toneelschool in Utrecht en debuteerde bij Het Toneel Speelt in De Geschiedenis van de Familie Avenier (2007-2008). Bij het grote publiek werd ze bekend door haar rol als Sanne in de tv-serie De co-assistent. Ook werkte ze mee aan de tv-series De 7 Dagen van Den Uyl, Samen, Seinpost Den Haag en Van God Los. Verder speelde ze in de films Kicks en Tiramisu en de tv-films Staatsgevaarlijk en Zieleman. Fockeline is te zien in het nieuwe seizoen van de VARA-serie Overspel.

Joeri Wetters werd op 7 december 1981 geboren in Den Haag. Hij volgde een opleiding grafische vormgeving en studeerde vorig jaar af als archeoloog. Sinds september 2011 heeft hij een eigen bedrijf als webdesigner, Filt.nl genaamd.

Scènes uit een huwelijk is al jarenlang een geliefde rubriek in Elegance. Lees hier in onze Library meer verhalen.

Laatste nieuws