Annet Lekkerkerker

De baas van het Holland Festival is een doortastende vrouw die volgens insiders uitstekend om kan gaan met ‘artistieke projectielen’ als Melle Damen en Pierre Audi. ‘Als zakelijk directeur zorg ik ervoor dat zij kunnen máken. En dat vind ik ontzettend leuk.’

Het is dat ene gevoel, zegt ze. Dáár draait het om. ‘Dan ben je naar een voorstelling geweest, sta je weer buiten en dan ziet de wereld er nooit meer hetzelfde uit.’ Annet Lekkerkerker, zakelijk directeur van het Holland Festival, duidt haar drijfveren. ‘Je moet naar het festival om verrassende, compleet nieuwe dingen te zien. Voorstellingen die het predikaat “beste van de wereld” verdienen. Dan heb je het over beleven, over ervaringen. Over levenservaringen zelfs. Ik wil mensen uitnodigen zich mee te laten slepen, te laten verrassen.’ Klip en klaar: ze zit er met hart en ziel in. Sinds Annet Lekkerkerker (1965) professioneel aan de weg timmert, omringt ze zich met creatieve persoonlijkheden die minstens zo bezield met hun vak omgaan. In haar jonge jaren waren het de regisseurs Ivo van Hove en Johan Simons, later Stadsschouwburg-directeur Melle Daamen en nu weer haar huidige artistieke leider Pierre Audi. Mannen met een mening, een eigenzinnige inslag, bomvol talent en gevoel. Zoals haar goede vriendin Maartje Somers, journalist bij het NRC, hen beschrijft: ‘artistieke projectielen’. Daar kan Annet dus goed mee omgaan.

Hoe doe je dat?
‘Ja, al die creatieve mannen… dat is toch juist ontzettend leuk? Dit zijn mensen die máken, die zoveel weten. En ik? Ik ben er voor omheen. Ik maak mogelijk. En nee, dan doe ik mezelf niet tekort, dat is juist zo belangrijk, dat iemand de ruimte schept voor het kunstzinnige. Ik creëer niet. Ik kan en wil niets maken. Thuis schilder ik zelfs geen muur. Maar ik hou van kunst en ik weet wat goed is. Robert Musil, de romanschrijver, zei het prachtig: ‘Als er werkelijkheidszin bestaat, moet er ook mogelijkheidszin zijn.’ Dat is het voor mij; zien wat er mogelijk is en me daar voor inzetten. Die zendingsdrift heb ik. Zodra ik denk: dit is de moeite waard, zet ik mijn tanden erin. Dat maakt mij goed.’

Blijft toch de vraag: hoe houd je je staande bij die mannen?
‘Vergis je niet, ze zijn niet alleen lastig. Het zijn ook goede gesprekspartners, en belangrijk: heel goede luisteraars. In de tijd met Johan Simons was ik nog jong en grenzeloos beschikbaar. Dan ging op zondagmiddag om half één de telefoon en wist ik: daar gaat mijn vrije dag. Urenlange discussies. En dan ging het over en weer hè. Mannen als Johan zijn veeleisend, het is zeer intensief soms knap vermoeiend om met ze te werken. Aan de andere kant is het geweldig en inspirerend.’

Rijke jeugd

Ze werd geboren in Den Haag, midden jaren zestig. Het gezin verhuisde op haar zevende naar Enschede. ‘Aan de overkant van de straat was een park met kinderboerderij. Ik herinner me het eindeloze buitenspelen, het voetballen in het plantsoentje.’ Haar ouders scheidden toen ze dertien was. ‘Niet altijd leuk, maar ik kan niet anders zeggen dan dat ik een mooie jeugd heb gehad. Het was rijkdom: literatuur, muziek, beeldende kunst, in mijn omgeving was dat vanzelfsprekend. Mijn moeder kon fantastisch vertellen, over vroeger, over kerken, over schilderijen. Ze was lerares, maar deed op latere leeftijd nog de Rietveld Academie en werd kunstenaar. Ik heb een geëmancipeerde vader, een arts, die volop meehielp. Hij was er voor ons als hij thuis was. Spelen, wandelen. Ik ben dol op hem.’ Ze groeide op in een modern gezin (‘als mijn moeder werkte lagen na school de koekjes klaar op een schaal en dan maar heerlijk lezen’), met een broer van drie jaar jonger, een zus van zes jaar jonger, twee stiefbroertjes en een halfzus. Op de middelbare school trof ze een leraar Nederlands: ‘Vrijdagmiddag, het laatste uur, en dan had hij altijd één gedicht op een stencil. Hij las het voor en ik vond het fantastisch. Dan deed ik gauw twee gaatjes in het stencil en hup, in mijn mapje. Poëzie gaat over sfeer, over interpretatie. Er staat niet wat er staat. De verleiding zit in het nadenken, het puzzelen: waar gaat dit nou over, waarom raakt dit me, ontroert dit me, ergert dit me, wat zegt dit? Je rekt je zintuigen op. Met theater is dat net zo. Ik houd daar van.’ In haar studententijd liep ze stage bij Toneelgroep Amsterdam en leerde ze ‘dat het leven ook is wat je overkomt. Je geeft het al doende vorm. Die stage ging goed, ik kwam mensen tegen die belangrijk werden voor mij. Na die stage werd ik op een donderdagmiddag gebeld. De regieassistente was ziek geworden. Of ik koffie wilde zetten en precies wilde doen wat de regisseur zei. Dat deed ik braaf, maar na een paar weken was er een avondrepetitie van Othello, met acteur Pierre Bokma en regisseur Johan Simons. Pierre deed de beroemde Jago-scènes. En toen, ik weet het nog goed, zei Johan tegen mij: “Wat vind jij eigenlijk?” Ik dacht: ik kan nu een sociaal wenselijk antwoord geven of zeggen wat ik vind. Ik besloot tot het laatste en daarna vroeg hij nog vier keer: wat vind jij? Aan het eind van de avond zei Johan: “Jij kan wel kijken, hè?” Ik zweefde weg.’ Het was een cruciaal moment, het begin van een innige samenwerking. ‘Er ontstond magie en synergie. Andere mensen maakten mij beter en vice versa. De zakelijk leider vertrok en die zei tegen Johan dat ik hem moest opvolgen. Het werd een heel bijzondere, leuke periode waarin de fusie met het Zuidelijk Toneel tot stand kwam.’

Wat was het wat jij zo goed kon?
‘Goed onder woorden waarom iets belangrijk is en waar het voor staat. In die tijd ging het erom dat we duidelijk maakten waarom Theatergroep Hollandia zo goed was, waarom het moest groeien en wat daar voor nodig was. Ze zeiden tegen mij: je bent een uitstekende minister van buitenlandse zaken, je verkoopt waar je voor staat.’

‘Ze begeleidde de fusie tussen het Zuidelijk Toneel en Hollandia meesterlijk,’ herinnert Maartje Somers zich, ‘de gedrevenheid iets op te zetten loodst haar overal doorheen. Vervolgens vroeg Melle Daamen, de directeur van de Stadsschouwburg in Amsterdam, haar mee te zoeken naar een programmadirecteur. Ik vroeg toen aan haar: waarom doe je dat zélf niet?’

Dat was een goede vraag. Vond ook Melle Daamen: ‘Annet en ik waren maatjes en wat ik met de Schouwburg wilde, kon zij heel goed vertalen. Ze heeft smaak. Wij zijn allebei niet van het gemakkelijke repertoire. We vinden dat kunst moet schuren tegen je geest, enigszins dwars mag zijn. Ik heb Annet leren kennen als een heel lief persoon, maar zakelijk is ze vrij doortastend.’

Het bijzondere van jouw functie bij de Stadschouwburg was natuurlijk dat je ineens artistiek verantwoordelijk was. Hoe zit dat precies bij jou, dat artistieke versus het zakelijke?
Annet: ‘Grappig dat je het vraagt. Toen ik naar het Holland Festival ging en weer een zakelijke functie kreeg, zeiden ze: “Dat is toch jammer?” Maar ik zie het allemaal niet zo gescheiden. Bij de Stadsschouwburg was ik ook met de zakelijke aspecten bezig. Je kunt wel prachtig en artistiek programmeren, er moeten ook mensen komen. Een artistiek huis maken is alleen leuk als het vol zit. Dat geldt ook voor het Holland Festival.’ Ze is er trots op. ‘Ik heb gewerkt bij een gezelschap, bij een huis en nu dus bij een festival. Dat vind ik zelf wel een aardig rijtje. Allemaal anders, allemaal specifiek en allemaal ontzettend leuk.’

Sociaal raffinement

Volgens goede vriendin Maartje Somers is haar klasse dat ze met groot sociaal raffinement zowel leidend als dienend kan zijn. Haar voortdurende ambitie is niet om te schitteren, maar om inhoud neer te zetten. ‘Ze wil iets moois laten maken.’ Zelf zegt Annet daarover: ‘Ambitie heeft een beetje nare klank, maar als ik eerlijk ben: ik ben ontzettend ambitieus als het gaat om de instelling waarvoor ik werk. Ik vind bouwen leuk. Zeven jaar heb ik bij de Stadsschouwburg gezeten en in die tijd is dat weer een gastvrij huis geworden, voor publiek én spelers. Daar heb ik samen met Melle voor gestreden. En van het Holland Festival ben ik zelf altijd een enorme fan geweest, dat is dé plek om internationaal theater te zien. Daar zet ik mij graag voor in.’

Wat zijn je doelen?
‘Ik vind dat het festival reuring moet veroorzaken. Het is een fantastisch festival, maar te weinig mensen weten dat nog. Het moet zich meer in Amsterdam gaan nestelen, tot diep in de haarvaten van de stad. Dat gaat over communicatie. Goed vertellen: wat beoog je, waarom is het de moeite waard om te komen kijken? Het is niet elitair of hoogdrempelig, wat ik wel eens hoor, het festival is belangrijk voor het aanzien van de stad. Koester dat. Je hebt iemand nodig om dat hele verhaal goed te vertellen. Een intermediair. Dat ben ik.’

Hoe bereik je die doelen?
‘Ik ben voortdurend op zoek naar nieuwe wegen. Het Holland Festival wil aan de artistieke standaard absoluut geen concessies doen, maar wil wel een groter publiek bereiken. Er is nu een musical geprogrammeerd om maar eens wat te noemen, een atypische en ontzettend goede. En vorig jaar stonden Bach en Beethoven op het programma, ook weer atypisch voor het festival, dat juist bekend staat om zijn modern muzikaal programma. Maar waarom niet?’

Klopt het dat je valkuil perfectionisme is?
‘Perfectionisme gaat over muggenziften en daar ben ik niet van. Ik ben ook niet van de Franse slag, meer van de grote streken.’

‘Ik ben wel veeleisend. En als ik iets belangrijk vind, dan moet het ook gebeuren’

Dus dat ziet men verkeerd?
‘Nou, ik ben wel veeleisend. En als ik iets belangrijk vind, dan moet het ook gebeuren. Ik wil altijd meer dan mogelijk is, zeker als het om manuren of geld gaat. Ik ben het type dat zeven dingen wil terwijl er maar drie of vier kunnen. Dan kies ik voor de vier dingen die het meeste effect sorteren. Wetende dat ik concessies moet doen. Dus ja, zeg het maar, is dat perfectionistisch? Kijk naar mijn overvolle bureau. Ha! Is dat een bureau van een perfectionist?’

‘Ze baalt er wel eens van,’ weet Melle Daamen. ‘Ze worstelt er erg mee,’ zegt Maartje Somers. Annet Lekkerkerker begint al te knikken, ze weet waarover het gaat. Die eeuwige strijd met de tijd. Vaak genoeg moet ze ook na werktijd nog opdraven, om te borrelen na een voorstelling, te vergaderen, acte de présence te geven. Terwijl thuis de kinderen wachten.

‘Dat frustreert me wel eens. Ik mis ze af en toe. Mijn man is meubelmaker en ontwerper. Hij werkt ook hard en veel, maar is wel flexibel. Doordeweeks is hij bijna altijd degene die kookt en de kinderen opvangt.’

Dit is een pijnlijk punt voor je, hè?
‘Dat is zo. In mijn werk, de kunst- en cultuursector, is op dit moment zoveel aan de hand. De dreigende bezuinigingen, de voortdurende vraag: hoe gaan we sponsoren vinden en donateurs? Het vreet me af en toe op. Maar ik heb ervoor gekozen. Alleen… ik heb óók voor mijn kinderen gekozen. Als je ’s avonds gesloopt zit te denken: nog twee uurtjes en dan liggen ze in bed, is er iets fout. Die gedachte verdienen ze niet.’

Groot voordeel is dat je altijd een lange vakantie hebt?
‘In de theaterwereld is er een soort zomerstop, dan gaan we een maand weg. Maar verder? Met kerst was ik vijf dagen vrij, we hebben nog ergens een weekendje Texel gedaan, een paar dagen Krokusvakantie en dat was het. Het punt is: ik wil er echt zijn voor ze, als ik er ben.’

Het principe van echt liefhebben

Haar dochter is zes, haar zoon drie. Annet werd laat moeder. ‘Mijn achtergrond is toch: gescheiden ouders. Misschien dat ik daarom lange tijd niet over kinderen heb nagedacht. En mijn man kwam ik ook relatief laat tegen. Maar op een gegeven moment weet je dat je het heel erg graag wilt. Ik ben ongelooflijk blij met ze.’

Maar ja, die spagaat. Er zitten maar zeven dagen in een week. Hoe ga je dat dan oplossen?
‘Daar heb ik veel over nagedacht, maar weet je wat het is? Ik zou niet zo’n leuke moeder zijn als ik geen leuk werk had. Het werk inspireert mij, het geeft me bakken met energie. Ik riep eens tegen een vriend in een wanhopige bui: waarom zit ik niet bij de Hema achter de kassa? Hij lachte me uit.’

Even doorbijten dus maar.
‘Ik ben een goede vader, heb ik wel eens gedacht. Zoals vaders vroeger waren. Het punt is dat ik wat minder een traditionele moeder ben. Ik ben wel eens kribbig, moe, gestrest. Dan hoor ik dezelfde vraag voor de derde keer en heb ik nóg geen antwoord gegeven. Ik voel me wel eens schuldig wanneer ik een weekend in het buitenland zit voor mijn werk en nauwelijks aan ze denk. Een echt heel goede ‘moeder-moeder’ zou altijd met ze bezig zijn, denk ik dan.’

Welnee, nu ben je veel te zwart-wit volgens mij.
‘Waarschijnlijk wel, hè. Ik denk ook wel eens: wat deed je vroeger zelf als kind? Buitenspelen. Was mijn moeder soms de hele tijd bij mij? Nee. Vond ik dat heel erg? Nee. Dus tja…’

En bovendien denk ik dat jij je kinderen, zoals je moeder deed bij jullie, best veel leuke dingen laat zien…
‘Vast. Niet op een overdreven manier hoor, ze moeten het vooral zelf invullen. Maar ik vind het wel leuk om mijn kinderen voorstellingen en tentoonstellingen te laten zien. Dan gaan we naar de Krakeling of naar een kinderconcert, leuk! En ze weten inmiddels ook wat een kerk is. Mijn dochter was twee toen ze vroeg: “Wat is dat?” Mijn zwager antwoordde: “Dat is arme Jezus.” Ja, die hing daar aan het kruis. Ging hij even de hele kruisgang uitleggen. Dus arme Jezus was bij ons thuis wel even een item…’

Hoe ben jij eigenlijk in de liefde?
‘Ik ben misschien wel een betere moeder dan echtgenote. Ik vind liefde het ingewikkeldste wat er is. Het principe van echt liefhebben én een ander jou laten liefhebben. Dat gaat over openstaan, open durven stellen, toelaten. Ik ben trouw, echt van de lange adem, maar ik ben niet standaard romantisch. Mijn man en ik zijn geregistreerde partners. In een drukke periode hebben we de praktische zaken geregeld, onder het mom van: later gaan we nog wel eens echt trouwen, met alle feestelijkheden van dien. Maar het is er nog steeds niet van gekomen.’

Klinkt niet heel soepel…
‘Ik vind het ook echt niet gemakkelijk. Zeker niet nu, met kleine kinderen. En dan zit ik ook nog in een soort midlifecrisis. Toen ik dertig werd, was ik opgelucht. Gelukkig, dat hadden we gehad, nu hoefden we niet meer astronaut of wereldkampioen marathon te worden. Maar deze overgang is veel groter. Ineens is het er allemaal: man, kinderen, werken, vakantie, dat is het dus. Dat kan me neerslachtig maken. De andere kant is dat het me op de essentie wijst: wat is echt belangrijk voor mij?’

Nou?
‘Ja, dat is toch de liefde.’

De vraag is natuurlijk: hoe ver reikt zo’n getalenteerde vrouw zoals jij? Mag ik iets opperen: een ministerie?
‘Dan gaat het weer over ambitie. Ik heb niks tegen het woord, alleen: bij mij heeft er nooit een groter plan aan ten grondslag gelegen. Tuurlijk, ook ik ben ijdel. Ik wil graag wat betekenen, maar ik heb nu geen idee wat er na het Holland Festival komt. Misschien wel een ministerie zoals jij zegt, maar ik zit pas anderhalf jaar hier. Het voelt alsof ik net begin, het net in mijn vingers krijg. Ik voel me nu vooral gezegend. Ik heb ongelooflijk veel geluk gehad, altijd op de juiste momenten de juiste mensen ontmoet, die mij de juiste kansen gaven. Ik werk voor het allerleukste festival, nadat ik voor het allerleukste huis heb gewerkt en het allerleukste gezelschap. Er is veel te doen. Dit is een ingewikkelde tijd, waarin de kunst zo onder vuur ligt. Het is een botte tijd, hard, terwijl muziek, kunst voor mij van wezenlijk belang zijn. Ik vind het erg dat er weinig oog voor is, daar wil ik me voor inzetten.’

Waarom vind jij kunst en cultuur zo verrijkend?
‘In de kunst gaat het om grote thema’s, zoals verlangen, liefde, dood, de ongrijpbaarheid van het bestaan. Het leert mensen wie ze zijn. Dat is belangrijk.’

Wat is jouw verlangen?
Ze zucht en spreidt haar armen. Mooie lach: ‘Ik heb soms een ongelooflijk verlangen een keer weg te gaan. Een periode waarin ik helemaal niks doe. Een sabbatical.’

Voorlopig zit dat er niet in hè?
‘Het is een verlangen.’

CV Annet Lekkerkerker

Geboren Den Haag, 11 maart 1965
1997-2002 diverse functies bij ZT Hollandia
2002-2009 programmeur Stadsschouwburg Amsterdam
2009-nu  zakelijk directeur Holland Festival

Laatste nieuws